Jeugdhonk

 TERMEN OM EXTRA INDRUK TE KUNNEN MAKEN:

  • De 12e man achter je hebben staan: Steun van het publiek krijgen.
  • Ausputzer (uit het Duits): laatste man van de verdediging die erom bekend staat dat hij meestal de bal zo ver mogelijk wegtrapt.
  • Balafpakker: speler (verdediger of middenvelder) die de aanval van de tegenstander weet te ontregelen.
  • Banaan: gekrulde voorzet vanaf de zijlijn van de goal weg. Handelsmerk van Frank Vercauteren.
  • Betonvoetbal: de tegenpartij het spel laten maken, zelf helemaal inzakken en dan proberen door middel van de counter te scoren (catenaccio).
  • Counter: vanuit een verdedigende positie heel snel naar voren spelen terwijl het andere team weinig verdedigers heeft.
  • De bal is rond (boektitel van D. Ariese): een uitdrukking om aan te geven, dat een wedstrijd niet altijd door de sterkste wordt gewonnen. Met variant la pelota esta redonda (Spaans voor de bal is rond; Johan Cruijff).
  • Draak van een wedstrijd: Wedstrijd waarin totaal niets gebeurt, met andere woorden we hadden beter thuis kunnen blijven.
  • Engeltje op de lat: wil zeggen dat een keeper geluk heeft dat veel schoten naast het doel verdwijnen.
  • Gekraakt schot: de bal niet vol kunnen raken waardoor de kracht ontbreekt.
  • Hattrick: drie goals van één speler in één wedstrijd. Van een loepzuivere hattrick spreekt men als de goals in één helft worden gemaakt als een aaneengesloten reeks.
  • Hoog voor de pot: hoge bal die ingekopt moet worden.
  • Hotseknots begonia voetbal (Bert Jacobs) : erbarmelijk slecht voetbal.
  • Inkomen met gestrekt been: een onbesuisde overtreding, gericht op het blesseren van de tegenstander. Ook overdrachtelijk gebruikt buiten de voetbalwereld.
  • Kapot fluiten: een scheidsrechter kan door heel streng te fluiten de wedstrijd 'kapot fluiten'. Het tempo wordt dan lager en daarmee het spel vaak saai.
  • Kluitjesvoetbal (ook: pupillenvoetbal of F-jesvoetbal): veel voetballers in een kluwen rond de bal.
  • Klutsgoal (ook frommelgoal of Uit de kluts): doelpunt uit een chaotische situatie (scrimmage) voor het doel.
  • Komt dat schot!: typerende uitspraak van voormalig sportcommentator Hugo Walker.
  • Kijken hoe het gras groeit: een wedstrijd die zo saai is, dat het groeien van het gras nog boeiender is.
  • Krulbal: een schot richting doel óf een pass, met een mooie speciale boog, net iets anders dan een effectbal. Bedacht door een sportverslaggever van Enschede FM tijdens een wedstrijd van FC Twente.
  • Lange halen, snel thuis: speltype waarbij ballen ver naar voren worden geschoten en dan ook weer snel terug is in de verdediging.
  • Mickey Mousecompetitie: voetbalcompetitie die zeer zwak is en geen internationale rol van betekenis speelt.
  • Een muur(tje) optrekken: met een aantal verdedigers dicht tegen elkaar aan gaan staan om bij een vrije trap in de buurt van de goal de aanvaller te hinderen.
  • Naar binnen trekken: als speler meer naar het midden lopen.
  • Op de man spelen: normaal wordt uiteraard de bal gespeeld. Moet een klassieker zijn (van tenminste voor het vrouwenvoetbal) want de uitdrukking heeft zijn weg naar andere taalgebieden ruim gevonden.
  • Pegel: andere naam voor een hard schot.
  • Peunen: de bal erg hard schieten.
  • Pingel: andere naam voor strafschop.
  • Pingelen: slalommen om verschillende tegenstanders of obstakels.
  • Pompen: de bal veelvuldig en hoog in het vijandelijke doelgebied schieten om een doelpunt te forceren. Meestal toegepast aan het einde van de wedstrijd als een van de partijen beslist nog een doelpunt nodig heeft.
  • Puntertje: meestal gebruikt bij schot op doel, met de punt van de schoen in plaats van met de wreef.
  • Sambavoetbal: voetballen met verrassende schijnbewegingen (als in een dans) zoals dat in Brazilië gespeeld wordt.
  • Schuiver: een hard en laag schot op het doel; Engels: daisy cutter.
  • Stiftje: een schot op doel met de voet gestrekt omlaag, waarbij de bal, vaak met tegeneffect, over de keeper heen in het doel komt.
  • Schepstift: een schot op doel waarmee de bal met gestrekte voet over de keeper wordt gelobd.
  • Schwalbe: Duits woord (letterlijk: zwaluw) voor een fopduik om onterecht een penalty te krijgen of de tegenstander een kaart te bezorgen.
  • Een bal op de stropdas (ook wel: op de manchet): een zeer nauwkeurige pass, waarmee over vele meters een aanvaller wordt aangespeeld.
  • Stropen: moeizaam rollen van de bal. Term ontstond tijdens het WK voetbal 2006, naar aanleiding van de discussie over de droge, niet-gesproeide, "stroperige" velden. De bal zou daar moeilijk over bewegen, en stroopte over het veld.
  • Ziekenhuisbal:
    • (1) bal die tussen twee spelers in belandt, zodat de twee inkomende spelers tot een onvermijdelijke crash komen.
    • (2) een veel te zwakke pass.